Internationaal ondernemen en antimisbruik
Een veelal gebruikte structuur om internationaal te ondernemen is het opzetten van een holdingstructuur waarbinnen dan bijvoorbeeld een dochtervennootschap gevestigd in het buitenland wordt ondergebracht. Hoewel er verscheidene redenen kunnen aangehaald worden voor een dergelijke structuur mag niet vergeten worden het fiscale plaatje in globo te bekijken. De buitenlandse fiscus kan nl. de belastingvrije opstroming (zonder bronheffing) van dividenden weigeren.
Moeder-dochterrichtlijn
Ter vermijding van dubbele belasting heeft de Europese Wetgever de moeder-dochterrichtlijn geïntroduceerd. In grote lijnen stelt voormelde Richtlijn dat dividenden die uitgekeerd worden door een dochtervennootschap gevestigd in een ander EU-land dan haar moeder, mits voorwaarden, zonder bronheffing uitgekeerd kunnen worden aan haar moeder.
In praktijk komt dit neer op het volgende:
1. Door het land van de uitkerende vennootschap wordt geen bronheffing ingehouden.Bij de ontvangende moedervennootschap komt dus het volledige dividend zonder bronheffing binnen. Dit vormt voor haar een opbrengst die in principe belastbaar is. Ook hier komt de moeder-dochterrichtlijn tussen:
2. Het binnengekomen dividend kan namelijk, mits naleving van een aantal voorwaarden, vrijgesteld worden van vennootschapsbelasting (in België als definitief belaste inkomsten (DBI)).De naar de moeder uitgekeerde inkomsten werden immers al bij de dochtervennootschap aan vennootschapsbelasting onderworpen.
Antimisbruik
De hiervoor geschetste regeling mag er uiteraard niet toe leiden dat gelden, louter om fiscale redenen, verschoven worden naar andere EU-landen (waar eventueel een gunstiger uitkeerregeling naar de aandeelhouders geldt). Hier speelt de gewone antimisbruikbepaling in de moeder-dochterrichtlijn maar ook kan er van rechtsmisbruik van het unierecht sprake zijn.
Door de rechtspraak wordt op dit vlak ook meer en meer belang gehecht aan de noodzaak van substantie en de notie ‘uiteindelijk gerechtigde’. Dit laatste houdt in dat een entiteit ook effectief het genot (en zeggenschap) heeft over de door haar ontvangen dividenden en niet louter fungeert als een van het unierecht gebruik makende ‘doorstortvennootschap’.
We merken in de praktijk dat ook belastingadministraties, zowel de Belgische als buitenlandse, indachtig het voorgaande steeds meer naar het globale plaatje kijken.
Cassatie
Het belang van een goede planning en overzicht in een internationale context bleek eind vorig jaar nog in volgende case. Een Belgische vennootschap keerde een dividend uit aan een Luxemburgse holding. Deze holding werd door het Hof van Beroep te Gent gezien als tussenholding. Tezamen met het gebrek aan zakelijke motieven leidde e.e.a. er toe dat de dividenduitkering onterecht belastingvrij (zonder bronheffing) gebeurde. In Cassatie werd het arrest van de Gentse rechtbank bevestigd.
Conclusie
Bij internationaal ondernemen komt heel wat kijken en is het van belang een brede en kritische blik aan te houden om vroegtijdig risico’s te herkennen. Gelukkig kan u op onze adviseurs rekenen die u dankzij hun ruime ervaring in deze materie graag bijstaan.
Heeft u nog vragen over dit onderwerp?
Contacteer nu de expert van HLB:
marc.dierckx@hlb.be
Gecertificeerd fiscaal accountant
+32 3 449 97 57