De Tijd kopt: ‘Arrest versoepelt regels voor vastgoed op kosten van de zaak’… Maar is dit wel zo?
Bij het zien passeren van dergelijke titel ben ik als fiscalist meteen getriggerd. Arresten over de bezoldigingstheorie zijn nl. immer interessant, al was het maar omdat sommige belastingplichtigen er de kantjes durven aflopen en dit wel eens sappige arresten oplevert. Dus namen we het arrest er bij en maakten een beoordeling.
Pro memorie
Een gunstige manier van verloning kan er in bestaan dat de vennootschap aan haar bestuurder vastgoed ter beschikking stelt. In hoofde van de bestuurder wordt dit voordeel forfaitair belast. De vennootschap op haar beurt kan de gemaakte kosten aftrekken van haar belastbare winst. Win-win dus voor beide. Hoewel, de fiscus ziet dergelijke constructies uiteraard niet graag gebeuren. Zij valt dan ook met de regelmaat van de klok dergelijke constructies aan met als argument dat tegenover de ‘extra’ verloning die bestaat uit de terbeschikkingstelling van vastgoed aan de bestuurder, ook effectieve (extra) prestaties moeten staan.
Arrest
In voormeld arrest van het Hof van Beroep te Gent baatte de enige bestuurder via de vennootschap een medische praktijk uit. In 2015 kocht de vennootschap een pand aan dat deels aangewend werd voor de uitbating van de praktijk. Het overige deel, zo’n 58% werd ter beschikking gesteld aan de bestuurder voor bewoning.
De fiscus meldt in 2019 dat zij de kosten verwerpt die betrekking hebben op het woongedeelte: ‘aangezien die kosten niet dienden om in hoofde van de vennootschap inkomsten te verkrijgen of te behouden, maar enkel om het onroerend goed gratis ter beschikking te stellen van haar bedrijfsleider en diens gezin.’ De vennootschap is niet akkoord en beroept zich op de bezoldigingstheorie. Aangezien de fiscus het bezwaar naast zich neerlegt en de vennootschap in eerste aanleg bakzeil haalt, belandt de zaak voor het Hof te Gent.
We lichten de belangrijkste argumenten van de vennootschap uit het arrest:
- De vennootschap stelt dat zij haar bestuurder heeft willen bezoldigen. Er werd jaarlijks nl. slechts 48.000 euro als geldelijke vergoeding uitgekeerd. Daarbij stelt zij dat:
1. er een individuele fiche opgesteld werd;
2. het voordeel goedgekeurd werd bij de algemene jaarvergadering;
3. het voordeel belast werd in de personenbelasting van de bestuurder.
- Er is geen geschreven document aangaande het voordeel tussen de vennootschap en haar bedrijfsleider. Dit zou nl. een voorwaarde toevoegen aan art. 49 WIB92.
- De veronderstelling van de fiscus dat een bijkomende vergoeding ook bijkomende prestaties veronderstelt is een verboden opportuniteitsoordeel.
Ten dele handelt het arrest over de bewijsvoering o.b.v. vermoedens, m.n. het geheel aan elementen dat aantoont dat de vennootschap haar bedrijfsleider voor zijn prestaties heeft willen bezoldigen door, naast het loonpakket, de woning kosteloos ter beschikking te stellen:
‘Gelet op het feit dat de appellante al haar recurrente en substantiële belastbare inkomsten kon verkrijgen en behouden uitsluitend dankzij de prestaties van haar enige bestuurder, en dat aangenomen kan worden dat de bestuurder deze prestaties niet zou leveren zonder hiervoor een passende bezoldiging te ontvangen …, toont de appellante afdoende aan dat zij met behulp van de aan haar bestuurder betaalde bezoldiging (d.i. het voordeel in natura) de intentie had om in haar hoofde belastbare inkomsten te verkrijgen of te behouden.’
Aangezien de bezoldigingsbeslissing bewezen geacht wordt alsook de intentie om d.m.v. deze bezoldiging belastbare inkomsten te verkrijgen of te behouden is voldaan aan de voorwaarden van art. 49 WIB92, kwalificeren de uitgaven als aftrekbare beroepskosten.
Het Hof stelt dat het verschil tussen het belastbare voordeel (+-1.350 euro) en de werkelijke waarde (+-84.170 euro) een bewuste keuze van de wetgever is die voortvloeit uit de wet.
Het arrest geeft verder nog een opsomming weer van elementen waar de fiscus aanstoot aan neemt:
- de bezoldigingsintentie werd niet reeds voor of tijdens de aankoop van het onroerend goed genotuleerd;
- het goed werd gefinancierd door de bedrijfsleider voor 2% van de aankoopsom;
- de bezoldigingsintentie werd niet door een duidelijk gedocumenteerde verloningspolitiek aangetoond;
- de notulen van de algemene vergadering verwijzen op algemene wijze naar de vergoeding van geleverde prestaties zonder de minste referentie naar het onroerend goed noch naar het bestaan van tegenstrijdige belangen tussen de vennootschap en haar bestuurder/aandeelhouder;
- er is geen omzetstijging doorheen de jaren.
Voormelde elementen worden door het Hof weerlegd
De fiscus probeert nog te bekomen dat de helft van de gemaakte kosten hoe dan ook niet aftrekbaar zijn, omdat ook de echtgenote van de bestuurder de woning bewoont maar vangt bot bij het Hof dat stelt dat hoe de bestuurder het voordeel gebruikt, niet relevant is voor de beoordeling van de aftrekbaarheid.
Beoordeling en besluit
In casu is er maar één bestuurder/aandeelhouder en dus maar één iemand die kan zorgen voor belastbare inkomsten in de vennootschap. Er worden geen omzetstijging of extra prestaties vereist door het Hof. Het is waardevol dit door het Hof in haar arrest bevestigd te zien.
In vorige Rechtspraak van de hoven en rechtbanken werd vaak het standpunt van de fiscus gevolgd dat de vennootschap niet het bewijs levert dat de gratis terbeschikkingstelling de bezoldiging van werkelijke prestaties uitmaakt.
Cruciaal is en blijft de toepassing van de bepalingen van art. 49 WIB92 wat betreft de fiscale aftrekbaarheid van kosten; het moet daarbij gaan om kosten gedaan of gedragen met de intentie om belastbare inkomsten te verkrijgen of te behouden. De bewijslast terzake ligt ten volle bij de belastingplichtige. Merk hierbij op dat de intentie belangrijk is waarbij het de fiscus niet is toegestaan om een loutere opportuniteitsbeoordeling te maken van bepaalde uitgaven.
Interessant zijn verder ook de andere argumenten die de fiscus aanhaalt, hoewel deze eigenlijk al niet meer ter zake doen: de bewijsvoering omtrent de bezoldiging en de daar tegenoverstaande prestaties zijn op dat moment eigenlijk al aanvaard door het Hof.
Desalniettemin kan met deze argumenten wel relatief makkelijk rekening worden gehouden in de praktijk door toepassing van volgende vuistregels:
- zorg voorafgaand voor een document dat de bezoldigingsintentie en de voordelen staaft;
- zorg ervoor dat het voordeel specifiek opgenomen en goedgekeurd wordt in de jaarvergadering;
- let op eventuele belangenconflicten en overdrijf niet (infra).
Het voorgaande uiteraard naast het voldoen aan de andere wettelijke fiscale verplichtingen zoals de ficheplicht en correcte opname in de aangifte personenbelasting.
Het Hof geeft nog mee dat de fiscus, indien zij de vergoeding te hoog achtte, artikel 53, 10° WIB92 (onredelijke overschrijding van de beroepsbehoeften) had moeten toepassen, wat zij i.c. niet deed.