Een woning gratis ter beschikking stellen van een bedrijfsleider

Vennootschappen die (gratis) een woning ter beschikking stellen van hun bedrijfsleider worden vaak geconfronteerd met betwistingen met de belastingadministratie.

Bovendien wordt de belastingadministratie met haar strikte standpunt in deze, niet zelden gevolgd door (intussen een veelheid aan) de rechtspraak o.m. door het hof van beroep te Antwerpen.

Waar gaat het om? De vraag stelt zich of de kosten ivm de gratis terbeschikkingstelling aftrekbare beroepskosten zijn?

Art 49,1° WIB zegt wat betreft aftrekbare kosten:

“zijn als beroepskosten aftrekbaar de kosten die de belastingplichtige in het belastbare tijdperk heeft gedaan of gedragen om de belastbare inkomsten te verkrijgen of te behouden”

De bewijslast terzake rust bij de belastingplichtige!

Hieromtrent kunnen 2 pistes wat betreft argumentatie worden gevolgd :

  • De meerwaardetheorie: het betrokken onroerend goed wordt als belegging aangekocht met het oog op het realiseren van een meerwaarde bij een latere verkoop; deze theorie zal wel het sterkst doorklinken bij een aankoop in volle eigendom door de vennootschap.

  • De bezoldigingstheorie: hier zal moeten worden aangetoond dat het verlenen van het voordeel van gratis ter beschikkingstelling een (bijkomende) vergoeding betreft voor concrete specifieke prestaties die werkelijk werden geleverd door de bedrijfsleider. Dit voordeel zal in de regel wel worden vermeld op een fiche 281.20 door de vennootschap.

In de overwegend negatieve rechtspraak omtrent deze bezoldigingstheorie is er thans toch een (klein) lichtpunt!

Het hof van beroep te Gent komt immers in 2 zaken (5/9/2023 en 25/6/2024) tot de conclusie dat de fiscale aftrek toch is toegestaan van de met de gratis ter beschikkingstelling verband houdende kosten.

De voornaamste argumenten in deze concrete zaken kunnen als volgt worden samengevat:

  • Er werd door de belastingplichtige/vennootschap een duidelijk verband aangetoond tussen het verstrekt voordeel en de gerealiseerde (meer) omzet van de vennootschap (de betrokken bedrijfsleider was wel de enige bedrijfsleider actief in de vennootschap)

  • In de notulen van de algemene vergadering wordt expliciet de verloningspolitiek naar de (enige) bedrijfsleider toe, onderbouwd en goedgekeurd. Er werd een duidelijk verband gelegd tussen de verschillende bezoldigingscomponenten (loon en voordelen van alle aard), de geleverde prestaties en de gerealiseerde omzet.

Het feit dat het in de beide zaken om de enige bedrijfsleider ging, maakt de bewijslast uiteraard eenvoudiger.

We dienen hierbij vooral te onthouden dat het bewijs dat de vergoeding aan de bedrijfsleider is betaald voor werkelijk geleverde prestaties door hem/haar en dit met het oog op “ het verkrijgen of behouden van belastbare inkomsten” door de vennootschap, misschien niet evident maar zeker mogelijk is.

Het is evenwel de vennootschap die voldoende en anticiperend aandacht zal moeten besteden aan de (schriftelijke) onderbouwing en hoogte van de toegekende vergoedingen versus de aard en de omvang van de geleverde prestaties door de bedrijfsleider en de daardoor bereikte resultaten.

Een jaarlijks evoluerende resultaats- en marktgerichte verloningspolitiek wordt trouwens ook terecht gebillijkt door de rechtspraak.

Een periodieke update via de vennootschapsverslaggeving en interne rapportering ook naar marktconformiteit hieromtrent is een absolute aanrader!

Heeft u nog vragen over dit onderwerp?
Contacteer nu de expert van HLB:

marc.dierckx@hlb.be

Gecertificeerd fiscaal accountant
+32 3 449 97 57

Marc Dierckx

Share