Het mobiliteitsbudget als alternatief voor de bedrijfswagen

Het mobiliteitsbudget heeft de laatste jaren stilaan meer ingang gevonden in het kader van de vergroening van de mobiliteit. Ook blijkt het een interessante tool voor het aantrekken van jong talent.

Het mobiliteitsbudget houdt in dat een werknemer zijn bedrijfswagen of recht op een bedrijfswagen kan inruilen voor een mobiliteitsbudget te besteden in 3 pijlers.

Pijler 1: milieuvriendelijke bedrijfswagen

Het betreft wagens met een CO2-uitstoot van maximum 95 g/km. Met ingang van 2026 komen uitsluitend emissievrije wagens nog in aanmerking.

Pijler 2: Duurzame vervoersmiddelen en huisvestingskosten

Met ingang van 2026 dienen alle gemotoriseerde voertuigen binnen pijler 2 ook emissievrij te zijn (o.a. deelauto’s, car pooling ...).

De toepassing is verruimd naar financieringskosten (o.a. fietsleningen) en stallingskosten voor vervoermiddelen in de categorie ‘zachte mobiliteit’.

Ook voor het openbaar vervoer is er een uitbreiding naar de inwonende gezinsleden van de werknemer.

Voor de huisvestingskosten (huur of woonlening) is de straal verruimd van 5 naar 10 km van de woonplaats tot de normale plaats van tewerkstelling. Bovendien komen voor de woonleningen niet enkel de interesten, maar nu eveneens de kapitaalaflossingen in aanmerking.

Sinds 2022 dient de werkgever verplicht een aanbod binnen deze pijler op te nemen, maar hij kan een keuze maken uit de opties die wettelijk voorzien zijn.

Pijler 3: Cash

Het resterend budget dat niet besteed werd voor pijler 1 en/of pijler 2 kan uitbetaald worden in cash, wat de minst fiscaalvriendelijke optie is. Hierop is een inhouding van een bijzondere werknemersbijdrage sociale zekerheid van 38,07% van toepassing. Er is wel vrijstelling van belastingen voor de werknemer. Voor de werkgever is de cash component een aftrekbare beroepskost.

De werkgever beslist om al dan niet het mobiliteitsbudget in te voeren en kan hieraan voorwaarden koppelen. De werkgever kan bepalen welke werknemers en welke wagens in aanmerking komen voor het mobiliteitsbudget. De werknemer is vrij om van het aanbod gebruik te maken.

Sinds 1 januari 2024 zijn twee berekeningsformules mogelijk. Standaard gebeurt de berekening o.b.v. de werkelijke kosten en wordt uitgegaan van de gemiddelde werkelijke kosten betaald door de werkgever m.b.t. de bedrijfswagen over de laatste vier jaren. Optioneel kan geopteerd worden voor een forfaitaire berekening met een vaste en variabele component. De waarde van het mobiliteitsbudget is minimaal 3.000 euro en maximaal één vijfde van het totale bruto jaarloon met een absoluut maximum van 16.000 euro per jaar (te indexeren bedragen).

Voor de werkgever is de overstap van bedrijfswagen naar mobiliteitsbudget in principe budgetneutraal gezien de omzetting gebeurt o.b.v. de totale kostprijs van de wagen.

Het mobiliteitsbudget blijkt vooral populair bij jonge werknemers die in de stad wonen en opteren voor de besteding in de tweede pijler voor huisvestigingskosten. Het kan dus voor veel werkgevers een interessant wapen zijn in de war for talent. Het mobiliteitsbudget draagt verder ook nog bij tot het ecologisch karakter van het bedrijf.

Heeft u nog vragen over dit onderwerp?
Contacteer nu de expert van HLB:

katrien.vangoethem@hlb.be

Intern gecertificeerd belastingadviseur
+32 3 449 97 57

Katrien Van Goethem

Share