De gewijzigde mobiliteitsvergoeding en het nieuw ingevoerde mobiliteitsbudget in werking met ingang van 1 maart 2019

Eén van de belangrijkste wijzigingen is de uitbreiding van het toepassingsgebied naar werknemers die niet over een bedrijfswagen beschikken, maar wel in aanmerking komen voor toekenning van een bedrijfswagen.  Tot op heden is deze “alles of niets”- maatregel echter nog niet erg succesvol gebleken.

Een tweede Wet van 17 maart 2019 (publicatie Belgisch Staatsblad 29 maart 2019) voert het mobiliteitsbudget in vanaf 1 maart 2019.  Indien een werkgever beslist tot invoering van het mobiliteitsbudget in zijn onderneming kan in dit stelsel een werknemer die over een bedrijfswagen beschikt of hiervoor in aanmerking komt, deze inruilen voor een jaarlijks budget te gebruiken voor de financiering van bepaalde mobiliteitsuitgaven.  Het stelsel is gebaseerd op volgende drie pijlers:

  1. Milieuvriendelijke wagen
  2. Duurzame vervoersmiddelen en huisvestingskosten
  3. Geld

Zoals bij de mobiliteitsvergoeding heeft de werkgever de mogelijkheid om te opteren voor de invoering van het mobiliteitsbudget binnen zijn onderneming en het behoort tevens tot de bevoegdheid van de werkgever om te beslissen welke duurzame vervoersmiddelen uit de tweede pijler die door de wet voorzien zijn, worden aangeboden aan de werknemers.  De werknemer dient schriftelijk de aanvraag tot toepassing van het mobiliteitsbudget te richten aan de werkgever en na goedkeuring dient de toepassing ervan vastgelegd in een overeenkomst die als sociaal document integrerend deel uitmaakt van de arbeidsovereenkomst.

Het mobiliteitsbudget kan vrij besteed worden binnen de drie pijlers en binnen de keuzemogelijkheden geboden door de werkgever.

Binnen de eerste pijler kan nog steeds geopteerd worden voor een bedrijfswagen, mits deze kwalificeert als milieuvriendelijk (elektrische wagens of (hybride) wagens die voldoen aan bepaalde CO²-uitstoot-, emissienormen en minimale energiecapaciteit van de batterij voor hybride wagens).  De milieuvriendelijke bedrijfswagen ondergaat de fiscaliteit van toepassing op gewone bedrijfswagens.

Onder de tweede pijler biedt de wet volgende mogelijkheden, waaruit de werkgever een selectie kan maken:

  • Zachte mobiliteit (o.a. (elektrische) fietsen, gemotoriseerde rijwielen en bromfietsen, uitsluitend elektrisch aangedreven motorfietsen, step, monowheel, …)
  • Openbaar vervoer en gelijkgesteld vervoer (o.a. abonnementen voor woon-werktraject van de werknemer, tickets voor openbaar vervoer binnen de EER voor b.v. weekendtrips met het gezin, …)
  • Georganiseerd gemeenschappelijk vervoer (o.a. ‘kantoorbussen’ ingericht met kantooruitrusting, …)
  • Deeloplossingen (o.a. carpooling, deelauto’s, deelfietsen, huur van voertuigen voor maximaal 30 dagen,…)
  • Huisvestingskosten voor een woning binnen een straal van 5 km van de normale plaats van tewerkstelling (o.a. huur, interesten hypothecaire lening, …)

De tweede pijler geniet een volledige fiscale en sociale vrijstelling zowel voor de werkgever als voor de werknemer.

Het saldo dat niet door de eerste en/of tweede pijler wordt ingevuld, wordt in één keer in geld uitbetaald ten laatste met het loon van januari in het volgend jaar.  Op de uitbetaling in geld wordt een bijzondere bijdrage van 38,07% ingehouden.  Het toegepaste percentage stemt overeen met het percentage van de werkgeversbijdragen sociale zekerheid (25%) verhoogd met de werknemersbijdragen sociale zekerheid (13,07%) die van toepassing zijn op de gewone bezoldiging.  De uitbetaling in geld is uitdrukkelijk uitgesloten uit het loonbegrip voor de berekening van de sociale bijdragen en er zijn geen sociale zekerheidsbijdragen op van toepassing.

Het beschikbaar mobiliteitsbudget wordt bepaald o.b.v. de ‘total cost of ownership’ van de bedrijfswagen die naast de financieringskost, eveneens de brandstofkosten, verzekeringskosten en fiscale en parafiscale lasten omvat en bepaald wordt na aftrek van de persoonlijke bijdrage van de werknemer, indien van toepassing.

Het mobiliteitsbudget is niet onderworpen aan de loonindexatie die van toepassing is op het loon.  Een andere wijze van aanpassing kan wel voorzien worden tussen de partijen, maar mag evenwel de loonindex niet overschrijden.

Zoals de mobiliteitsvergoeding is het mobiliteitsbudget gebonden aan de functie van de werknemer en zal het recht op het mobiliteitsbudget vervallen als de werknemer een nieuwe functie uitoefent die geen recht meer geeft op een bedrijfswagen.

De mobiliteitsvergoeding en het mobiliteitsbudget zijn beide uitgesloten in geval van een ‘salary sacrifice’, wat het geval is indien de bedrijfswagen geheel of gedeeltelijk mee werd gefinancierd via de inlevering van brutoloon.

In een uitvoeringsbesluit van 21 maart 2019 (Belgisch Staatsblad van 29 maart 2019) wordt het beheer van het mobiliteitsbudget verder vorm gegeven.  De werkgever dient een ‘mobiliteitsrekening’ te creëren die door de werknemer ten allen tijde te consulteren is.  De gegevens omtrent het mobiliteitsbudget dienen gedurende een periode van zeven jaren bijgehouden te worden.

Voor aanvullende informatie verwijzen we tevens naar de nieuwe website gecreëerd door de overheid ‘mobiliteitsbudget.be’ waar in een zeer uitgebreide FAQ de nieuwe regeling wordt toegelicht.

HLB begeleidt u graag bij de analyse van wat het voordeel van de toepassing van de mobiliteitsvergoeding of het mobiliteitsbudget kan zijn voor uw onderneming.

Heeft u nog vragen over dit onderwerp?
Contacteer nu de expert van HLB:

katrien.vangoethem@hlb.be

Intern gecertificeerd belastingadviseur
+32 3 449 97 57

Katrien Van Goethem

Share