Heb ik nu een vaste inrichting of niet?

Steeds meer krijgen wij vragen van buitenlandse ondernemers die in België activiteiten willen opstarten, om te onderzoeken wat de fiscale gevolgen hiervan zouden zijn in België, m.a.w.: wordt er, door op deze of gene wijze te handelen, een vaste inrichting gecreëerd of net niet? Helaas is het antwoord niet steeds eenvoudig te geven. Hiervoor zijn een aantal redenen.

Dubbelbelastingverdragen

In eerste instantie gaan we een analyse maken van de regels zoals opgenomen in het dubbelbelastingverdrag (DBV) tussen België en het land van de onderneming die in België activiteiten wenst op te starten. Meestal is in het van toepassing zijnde dubbelbelastingverdrag een artikel opgenomen dat de elementen vastlegt die tot het bestaan van een vaste inrichting leiden, zoals: een plaats waar leiding gegeven wordt, een filiaal, kantoor, fabriek of werkplaats of de uitvoering van bouw- en constructiewerkzaamheden waarvan de duur een bepaald aantal maanden bedraagt.

Eveneens is in menig dubbelbelastingverdrag een negatieve lijst opgenomen met elementen die net niet leiden tot een vaste inrichting. Een klassieker in deze lijst is de niet-onafhankelijke vertegenwoordiger. Dit is de handelsvertegenwoordiger die finaal geen bevoegdheid heeft om contracten te sluiten en te ondertekenen voor de onderneming. Echter, recent zorgt e.e.a. voor turbulentie.

Multilateraal Instrument

Aangezien België een kleine 100 DBV-en afgesloten heeft en elke wijziging in principe per verdrag onderhandeld zou moeten worden, zou dit jaren in beslag nemen. Dubbelbelastingverdragen zijn echter quasi steeds op het OESO-modelverdrag geïnspireerd, waardoor ze qua structuur vrijwel gelijk lopen. Hiervan heeft men gebruik gemaakt en in de schoot van de OESO werd het Multilateraal Instrument (MLI) ontwikkeld waarmee het aanpassen van bestaande dubbelbelastingverdragen vereenvoudigd wordt. Het MLI voorziet namelijk in een aantal wijzigingen die, wanneer beide verdragslanden akkoord zijn over een bepaalde invulling van een artikel, doorwerken in het dubbelbelastingverdrag. Concreet betekent dit dat we bij een analyse steeds het dubbelbelastingverdrag samen moeten lezen met het MLI.

Om het nog complexer te maken biedt het MLI voor bepaalde artikelen (bijvoorbeeld voor het artikel handelend over de commissionair), verschillende opties. Het is dus mogelijk dat twee verdragslanden het MLI ondertekenen, waardoor het dus van toepassing is, maar toch een verschillende optie kiezen voor een bepaald artikel.

Gevolgen

Het MLI biedt landen de mogelijkheid om de definitie van een vaste inrichting in hun dubbelbelastingverdragen te verbreden waardoor er dus sneller dan vroeger sprake zal zijn van een vaste inrichting, met alle gevolgen van dien. Zo zal er tussen sommige landen al sprake zijn van een vaste inrichting wanneer onze niet-handtekeningsbevoegde vertegenwoordiger nog maar helpt bij het tot stand komen van een overeenkomst of zelfs louter aanwezig is in een land. Hetzelfde bij constructiewerkzaamheden, dit kan al leiden tot een vaste inrichting bij een duur vanaf 30dagen volgens het Belgische interne recht waar dat de duur volgens het OESO-modelverdrag 12 maanden bedraagt.

Besluit: heb ik nu een vaste inrichting of niet?

Deze vraag is dus niet zo eenvoudig te beantwoorden en behoeft een grondige analyse van de feitelijke omstandigheden en het contractuele en operationele kader van de buitenlandse onderneming in België versus de toepasselijke Belgische en internationale regelgeving. Daarbij komt dat zelfs bij het niet bestaan van een belastbare vaste inrichting, er nog wel sprake kan zijn van een Belgische inrichting met nog steeds een aantal gevolgen.

Kortom, waag u niet zelf aan deze materie maar doe beroep op een expert. Onze HLB specialisten zoeken het graag voor uit.

Heeft u nog vragen over dit onderwerp?
Contacteer nu de expert van HLB:

dries.vervoort@hlb.be

Tax & Legal Consultant
+32 3 449 97 57

Dries Vervoort

Share